dinsdag 18 mei 2010

Bezuinigingen en opleidingen

Hoewel er fors moet worden bezuinigd op het openbaar bestuur zou ik een uitzondering willen maken voor opleidingen voor de publieke sector. Datzelfde geldt overigens voor de private sector, maar het bedrijfsleven is geen onderwerp van deze column.

Het lijkt mij niet verstandig het mes te zetten in opleidingen voor de overheid. Welke redenen kunnen wij hiervoor noemen:

1.     er is sprake van een sterke vergrijzing bij het openbaar bestuur. Vele ambtenaren die op leeftijd zijn zullen binnenkort uitstromen. Een groot deel van de vacatures zal wel moeten worden gevuld omdat er vele problemen op de overheid blijven afkomen en de politici veel blijven vragen van hun medewerkers;

2.     “life long learning” geeft medewerkers op alle niveaus en leeftijden voortdurend uitdagingen. Zo blijven zij op de hoogte van de ontwikkelingen in en rond het openbaar bestuur en houden zij plezier in hun werk;

3.     een bezuinigingsoperatie kan niet alleen  uit krimp bestaan, maar moet ook een groeiperspectief bevatten om het personeel gemotiveerd te houden.  Om de groei mogelijk te maken zijn nieuwe mensen nodig en deze hebben goede opleidingen nodig;

4.     als er een vacaturestop bij de overheid komt en er wordt bezuinigd op opleidingen dan wordt de concurrentiepositie van de overheid ten opzichte van het bedrijfsleven nog slechter om het jonge talent aan boord te krijgen en te houden;

5.     aandacht voor opleidingen in de publieke sector is nodig omdat er nu al een kennisachterstand is ten opzichte van de private sector waardoor de overheid onderhandelingen vaak verliest.
Ik ben wel de mening toegedaan dat het opleidingen aanbod aan herziening toe is. Het dominante paradigma van het New Public Management waarmee de opleidingen waren doordrenkt is obsoleet geworden. Na dertig jaren New Public Management is het tijd voor een fundamentele herbezinning op de overheid en de opleidingen die daarvoor ontwikkeld zijn. Bestuurskunde is teveel bedrijfskunde geworden en de specialistische kennis wordt teveel verwaarloosd in verhouding tot de algemene procesvaardigheden. De overheid is geen bedrijf maar een waardenorganisatie waarover voortdurend politieke strijd ontstaat. Het is daarbij evident dat de overheid in de toekomst zal moeten samenwerken met het bedrijfsleven en de civil society. Dat vereist bij alle partijen mensen die goed zijn opgeleid en elkaar begrijpen.

zaterdag 15 mei 2010

De dikke vinger van “de rabijn”

Een kleine verandering in de voorwaarden van een systeem kunnen enorme consequenties krijgen. Dat leert de chaostheorie. Het is ook wel het vlindereffect genoemd. De chaostheorie en het vlindereffect zijn prachtig geïllustreerd met fractalen. De laatste twee weken hebben wij twee vlindereffecten gezien: de schreeuw op de Dam en een dikke vinger op de beurs.
De beelden op de Dam leken op een bewegende fractaal. Op klokslag acht uur was het bijna twee minuten muisstil. De prevelende “rabijn” zette het echter op een schreeuwen. De aanwezigen keken eerst nog in het rond, maar met het vallen van het eerste hek – het geluid leek op een schot – zette de menigte zich in beweging. Oud liep over jong heen en de koninklijke familie werd in veiligheid gebracht. De camerabeelden van grote hoogte hadden de esthetische schoonheid van een fractaal in beweging. De hoogtebeelden lieten het ontstaan van chaos zien. De chaostheorie leert ook dat elke chaos ook een zekere orde kent. De ceremoniemeester zorgde voord de rust. “Er is iemand onwel geworden”, zei hij bijna onbewogen. Na twee minuten was ook de koninklijke familie weer terug. De orde die we bij de dodenherdenking van de Tweede Oorlog altijd hadden gekend was weer terug.

Op de aandelenbeurs van New York deed zich ook een vlindereffect voor. De Dow Jones Index zakte binnen een paar minuten met 700 punten. De beurshandelaren keken met open mond toe. Sterke aandelen daalden plotseling scherp. Het duurde slechts even maar bij de handelaren en beleggers brak paniek uit. Een van de verklaringen is dat er sprake was van een dikke vinger. Door te dikke vingers waren er geen 16 miljoen Procter & Gamble aandelen verkocht maar 16 miljard. Een tikfout met grote gevolgen.
 
De beste sociaal wetenschappelijke analyse van de gebeurtenis op de Dam trof ik aan in de column “wakker schreeuwen” van Youp van ’t Hek die aangaf dat niet de zwerver ziek was, maar wij. De arme zwever schreeuwt ons wakker. Het was dus de dikke vinger van “de rabijn”. Bin Laden en andere geweldplegers hebben na tien jaar hun zin gekregen: de Nederlandse bevolking is hypernerveus. Uitzondering was de ceremoniemeester: “Er is iemand onwel geworden”, waarna de rust terug keerde. Volgend jaar een lintje voor die man.

dinsdag 11 mei 2010

Mark Rutte en de Wederopstanding van de VVD

De PvdA en de VVD hebben het goed begrepen. Door zich tegen elkaar af te zetten keert de oude links rechts tegenstelling terug in de Nederlandse politiek. Die was verdwenen met Paars – waarin VVD en PvdA – met elkaar samenwerkten. Hierdoor kregen de populistische flanken van de Nederlandse politiek meer kans. De PvdA stroomde leeg naar de SP.  De VVD verloor veel kiezers aan de rechts populistische partijen TON en de PVV. Met het terugkeren van de klassieke links rechts tegenstelling zullen de SP en de PVV meer moeite moeten doen aandacht te krijgen.

Opvallend is op dit moment het herstel van de VVD onder leiding van Mark Rutte. De VVD heeft zwaar te lijden gehad onder de opkomst van het rechtspopulisme. De LPF trok stemmen van de VVD en Trots op Nederland (TON)  van Rita Verdonk en de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders zijn afsplitsingen van de VVD. Het leiderschap van Rutte kwam in deze periode  ter discussie te staan. Het kan verkeren. Rutte heeft stug volgehouden en lijkt nu te profiteren van de ontwikkelingen. Welke verklaringen kunnen wij geven voor de wonderbaarlijke wederopstanding van Mark Rutte en de VVD?

(1) Er lijkt sprake te zijn van een zekere populisme moeheid. Dat geldt zowel voor de SP als voor de PVV. Rutte en de VVD profiteren hiervan. De aangejaagde tegenstelling tussen links en rechts doet Rutte geen kwaad;

(2) De economische crisis in de eurozone kan betekenen dat de kiezer meer conservatief stemt. Hoewel wij dachten de ergste economische problemen te hebben opgelost, is de economische crisis in de eurozone zeer dreigend. De kiezers hebben in de gaten dat de Griekse manier niet werkt. Harde bezuinigingen worden als noodzakelijk beschouwd, waardoor het VVD programma hoge ogen gooit.

(3) Het lijkt erop dat de kiezers hun stem splitsen. Op Europees niveau en bij de gemeenteraad wil men nog wel populistisch stemmen. Bij de nationale verkiezingen komt het erop aan en keren de gematigde partijen terug. Het midden is dus veerkrachtiger dan werd verondersteld en lijkt nu ook een effectieve strategie te hebben gevonden ten opzichte van de flanken.
Door de groei van de VVD en de PvdA wordt de coalitievraag moeilijk te beantwoorden. Inmiddels hebben zowel centrum rechts (incl. De PVV) als Paars+ een zeer krappe meerderheid van 76 zetels. Een splitsing van het electoraat (een fifty-fifty verhouding) is altijd lastig voor een parlementaire democratie om te verwerken. Duidelijk is dat de VVD  in elke mogelijke meerderheidscoalitie noodzakelijk is. Ook de linkse kiezers hebben dit door. Het is opmerkelijk  dat uit onderzoek blijkt dat zelfs linkse kiezers willen dat de VVD onderdeel vormt van een volgend kabinet. De voorkeur lijkt uit te gaan naar een kabinet dat beslissingen neemt, in plaats van een kabinet zoals het Vierde kabinet Balkenende dat nauwelijks beslissingen nam omdat de samenstellende partijen elkaar niet vertrouwden. De VVD is zowel in centrumrechts als in Paars+ nodig. Dat geeft Rutte een goede positie. Natuurlijk valt er nog wel iets af te dingen op de positie van Rutte. Het beeld is misschien omgekeerd aan dat van de PvdA.  Cohen is populair, maar de PvdA als politieke partij minder. Bij de liberalen is het misschien omgekeerd: de partij en het programma wordt interessant gevonden en Rutte lift mee. Maar dat laat onverlet dat de liberalen aan een opmars zijn begonnen.

vrijdag 7 mei 2010

Boek: The reality of Budgetary Reform in OECD Nations. Trajectories and Consequences.

Nieuw boek onder redactie van: John Wanna, Lotte Jensen en Jouke de Vries. Resultaat van symposium bij Universiteit Leiden - Campus Den Haag.
 
The reality of Budgetary Reform in OECD Nations. Trajectories and Consequences. Edited by John Wanna, Lotte Jensen en Jouke de Vries, Cheltenham, UK/Northampton, MA, USA, isbn: 978-1-84064-689-4.

In 2008 organiseerde Campus Den Haag van Universiteit Leiden een symposium over veranderingen in de begrotingspolitiek van diverse OECD landen. Dit heeft geleid tot bovengenoemd boek dat deze week op de Engelse markt is verschenen en volgende maand op de Amerikaanse markt. Het boek is een vergelijkende studie naar veranderingen in de begrotingspolitiek in 11 OECD landen: de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Australie, Canada, Nieuw Zeeland, Japan, Korea, Denemarken, Nederland (Jouke de Vries en Ton Bestebreur) Spanje en Italie.
 
 “This book is concerned with the effectiveness of budgetary reforms in a selection of developed countries. It asks how might we judge the reality of budgetary reform in these nations- in good fiscal times as well as in bad. Our intention in each country study is not to offer a synchronic snapshot reporting what exists currently, or how countries are coping with fiscal stress in the midst of the financial crisis, but tot assess the reforms over a longitudinal period – say 20 to 30 years – which may differ for each country depending on the particular timelines of reform attempted or implemented. In essence, the book is fundamentally about understanding the processes of change and assessing the consequences of change to budgetary systems and the ways modern government works. It asks whether budgetary reforms have made a difference, and to what extent. Have they improved our forms of governance and how we are governed, or have they been of benefit to the nation and to the wider community? Despite economic difficulties are governments better placed to manage their fiscal policies and budgetary priorities into the future? (p. 1.)