woensdag 21 december 2016

Een tsunami van populisten


Boekbespreking: Jan-Werner Müller (2016), Was ist Populismus? Ein Essay, Berlin, Suhrkamp
De wereld wordt geconfronteerd met een tsunami aan populisten, om maar eens een populaire uitdrukking van Geert Wilders te parafraseren. Maar wat is precies populisme? Dat is het onderwerp van een essay van de in de VS wonende Duitse politicoloog Jan-Werner Müller.

Jan Werner Müller
De voorkant van het boek van Müller  laat een kwartetspel van populisten zien. Als ik Marine Le Pen, Beppe Grillo en Hugo Chavez heb, mag ik dan van jou: Donald Trump, Geert Wilders en Viktor Orban?

Het boek bestaat uit drie delen: deel 1 de theorie, deel 2 de praktijk en deel 3 de omgang met populisten. Müller is goed geïnformeerd, ook over de situatie in Nederland. Geert Wilders en de PVV worden in het essay dikwijls genoemd. Ik zal dat in deze bespreking ook doen en soms de Nederlandse voorbeelden uitbreiden, aanvullen of bekritiseren.

Theorie
Het begrip populisme is  volgens Müller verre van eenvoudig, omdat het geen neutrale term is. Iedereen dient te beseffen dat het etiket populist in de politieke strijd van “blaming” en “framing” meteen wordt gebruikt om een uitdager van de zittende macht als onbekwaam weg te zetten.    De begrippen populisme en populist hebben  een negatieve connotatie.  Het populisme kan echter ook een positieve correctie inhouden van de bestaande democratie. Het populisme is in de eerste plaats anti-elitair. Maar dat is niet voldoende, om van populisme te kunnen spreken.  Niet iedereen die tegen de elites is, kan een populist worden genoemd.  Het populisme is in de tweede plaats, en dat is belangrijker, anti-pluralistisch. Het keert zich tegen het bestaan van diverse waarden in een pluralistische liberale democratie. De bekende uitspraak “Wir sind das Volk”, drukt dit uit. Populisten houden geen rekening met andere groepen of meningen. Zij vertegenwoordigen namelijk het volk. De PVV lijkt mij zeker anti-pluralistisch. De beruchte uitspraak van Wilders, waarvoor hij voor de rechter moest  verschijnen: “Willen we  meer of minder Marokkanen?” wijst op het uitsluiten van een bepaalde bevolkingsgroep. 

De oorsprong van het populisme ligt in de Verenigde Staten. Boeren en de  People’s Party  keerden zich tegen de macht van het grote geld.  De inhoud van het begrip  populisme is in de Verenigde Staten progressief.  Populisme betekent meer democratie. Pas later kreeg het begrip een negatieve inhoud. In Europa heeft het populisme een meer regressieve  inhoud gekregen. Dat wordt ten dele door de geschiedenis bepaald.  Het fascisme en nationaal-socialisme waren vormen van populisme, maar niet elke vorm van populisme hoeft fascistisch of nationaal-socialistisch te zijn. Dan moeten er nog rassenhaat en geweld bij komen. Populisten hoeven ook geen nationalisten of racisten te zijn.  Maar er is wel een moreel onderscheidend criterium nodig om  populisten van de elites te onderscheiden waarmee duidelijk kan worden gemaakt wie tot het ware volk behoort.  Degenen die het populisme niet ondersteunen horen er per definitie niet bij. Wie zich niet bij het populisme aansluit, sluit zichzelf buiten. Alleen het populisme is in staat de ware volkswil vast te stellen en in een imperatief (verplichtend) mandaat te vertalen. De moderne pluralistische democratie kent echter slechts het vrije mandaat. Daarom maken populisten altijd een voorbehoud bij het parlement.

Kenmerkend is dat populisten het homogene volk tegenover de corrupte elites plaatsen. Het gaat om de “Mainstreet” versus  “Wall street”.    Uiteindelijk gaat het populisten ook niet om de participatie van de burgers. Het gaat hen om de representatie als zodanig. De belangen van het volk worden ook door populisten op de keper beschouwd niet serieus genomen.  Ze grijpen veel naar het instrument van het referendum, omdat zij daarmee de volkswil vaststellen. De elites zijn niet in staat om de volkswil in beleid te vertalen, maar dat lukt populisten ook niet omdat rationeel gedrag op individueel niveau niet rationeel hoeft te zijn op collectief niveau.

Het  vaststellen van de volkswil is ondoenlijk. Het volk is niet werkelijk coherent en moet daarom door  een politiek ondernemer gesouffleerd worden wat het eigenlijk denkt. Wilders denkt voor het volk, in 140 tekens op Twitter,  zonder het volk precies te kennen.  Omdat het populisme principieel anti-pluralistisch is, hebben populisten en zeker Wilders, zoveel moeite met de interne partijdemocratie. Als er een kenbare volkswil is en een leider die deze vaststelt dan is interne partijdemocratie niet nodig en zijn er ook geen  “checks and balances”  van  tussenliggende organisaties vereist. Populisten keren zich niet alleen tegen het parlement (“nepparlement”) maar ook tegen  de media (NPO = Staatsomroep) en de rechterlijke macht (nep-rechtbank) Per tweet weet de leider wat het ware volk denkt. De populist krijgt daarbij steun via het internet. Dit wordt de micro-openbaarheid genoemd. Men heeft binnen de eigen groep gelijk en men kan andere meningen ontvolgen.  Geert Wilders heeft op Twitter 735.954 volgers, maar volgt zelf niemand. Je hoeft Geert niks te vertellen, hij weet alles. 

Een populistische partij heeft het lastig in de oppositierol. Zolang zij geen deel uitmaakt van de regering dient zij zich voortdurend te  verontschuldigen. Welke strategieën worden daarbij gehanteerd?

  1. De populist beroept zich op de zwijgende meerderheid buiten het parlement (de meta politieke illusie).
  2. De populist beschimpt het parlement (nep-parlement).
  3. De populist wordt tegengewerkt door oude machten (Kom in verzet!; wraak de rechter)

De praktijk
Populisme is niet alleen een mobilisatiestrategie. Ook populisten willen machtsposities bereiken en deze consolideren voor de langere termijn.  De populisten kunnen worden opgenomen in de macht, omdat je met anti-politiek alleen geen staat kunt besturen. Dit geldt ook voor de PVV. Het minderheidskabinet Rutte 1 werd door Wilders gedoogd.  Populisten nemen hun plaats in en benoemen hun mensen op sleutelposities in de staat. Wilders zet nu duidelijk in op posities in de gemeenten en voorvoelt blijkbaar al dat hij in 2017 buiten de nationale macht zal worden gehouden, maar wil dan wel sterk in de gemeenten aanwezig zijn.  De vraag is volgens Müller hoe de bestaande machten in de praktijk  omgaan met populisten. Men zal op een bepaalde manier met het populisme moeten omgaan, zelfs als het principieel anti-democratisch is. Het populisme zal bepaalde groepen negeren of uitsluiten. Dit moet men volgens Müller bekritiseren omdat er vroeger of later sprake zal zijn van discriminatie. De rechter heeft Wilders in het tweede proces in zekere zin een waarschuwing gegeven. Er was nog geen sprake van discriminatie, maar wel van groepsbelediging. Wilders werd wel veroordeeld, maar kreeg geen straf.

Oorzaken van populisme
Müller noemt diverse oorzaken van het populisme. Hij merkt eerst op dat ongeveer 10 tot 15% van het electoraat automatisch klaar staat voor populisten. Deze ijzeren populistische voorraad moet in zekere zin door een politiek ondernemer worden wakker gekust. Fortuyn werd en Wilders wordt door de aanhang niet voor niets  aangeduid als “de Verlosser”. De tweede oorzaak die Müller noemt is de crisis in de politieke representatie.  De oude volkspartijen zijn op hun retour.  Nieuwe partijen hoeven echter geen crisis in de representatie te betekenen.  Alle partijen hebben leden verloren. De volatiliteit in de politiek is tegenwoordig hoger dan die van de aandelen op de beurs.  De oudere bestaande partijen hebben zich los gekoppeld van de maatschappij en zijn  teveel onderdeel van de staat geworden. De oude kartelpartijen  (VVD, CDA, PvdA) zijn  versmolten met de staat.  Ze zijn wel “responsible”, maar niet meer responsief.  Te veel mensen beschouwen de staat als een bedrijf en deze wordt ook op deze manier gerund: de verzorgingsstaat is opgevolgd door de managementstaat. Binnen deze bedrijfsmatige constellatie is de keuze tussen centrum rechts en centrum links  de keuze tussen Coca Cola en Pepsi. Deze post-politieke situatie heeft de ruimte gecreëerd voor het rechtspopulisme, wiens vertegenwoordigers migranten willen buitensluiten. Doordat rechts en links te liberaal zijn geworden is deze politieke niche voor populisten ontstaan. Maar het is allang geen niche meer.   

Als antwoord moet er volgens Müller een links populistische beweging worden gecreëerd. Links moet een fundamenteel antagonisme in de maatschappij creëren. Het moet niet gaan om een tegenstelling tussen volk en migranten, maar tussen volk en de economische kracht van het neoliberalisme. Klaver (GroenLinks) en Asscher (PvdA) lijken deze kant op te gaan. Het populisme is bij rechts terecht gekomen, terwijl het aan de linkerkant had moeten plaatsvinden.

Met deze laatste stelling van Müller ben ik het niet eens, zeker niet als ik reflecteer op de Nederlandse politiek. Het populisme in Nederland kent twee gedaanten: het linkspopulisme en het rechtspopulisme. Interessant is dat het populisme in Nederland aan de linkerkant van het politieke spectrum is begonnen. De Socialistische Partij werd in 1972 opgericht en trok veel kiezers weg bij de PvdA, die zich  in  de Paarse coalitie (1994) overleverde aan de VVD en het neoliberalisme. De SP verzette  zich fel tegen het neoliberalisme.  Het hoogtepunt van het neoliberalisme in Nederland was de Paarse coalitie die in 1994 tot stand kwam. Om te kunnen regeren moest de links-rechts tegenstelling  de ijskast in en werd de politiek meer technocratisch en meer management. Daardoor ontstond aan de flanken de ruimte voor populistische bewegingen. Eerst aan de linker kant de SP en later aan de rechterkant de LPF van Fortuyn en ik veronderstel een historisch lijntje met  ‘Trots op Nederland’ van Rita Verdonk en de PVV onder leiding van Wilders. Omdat de tijdgeest meer rechts is, wordt de ruimte om te concurreren aan de rechterkant van het politieke spectrum steeds verder opgevuld met nieuwe initiatieven zoals VNL, het Forum voor Democratie en Geen Peil. Het opvallende in de Nederlandse situatie is dat de SP niet in staat is gebleken het antwoord te geven op de opkomst van Geert Wilders. Dat heeft naar mijn mening te maken met het feit dat het niet alleen gaat om de groeiende ongelijkheid als gevolg van het neoliberalisme, maar ook om een culturele dimensie omtrent oude en nieuwe groepen. Een kiezer van  Trump verklaarde op t.v.  tegen sexe-neutrale toiletten te zijn. Er was volgens de respondent niet alleen sprake van een sociaal-economische tegenstelling in de Amerikaanse politiek maar ook van een botsing van culturen. Het is deze culturele scheidslijn die mede door Wilders In Nederland wordt gepolitiseerd en zijn succes voor een groot deel kan verklaren.
 

woensdag 14 december 2016

“Democracy for realists. Why elections do not produce responsive government”

Boekbespreking voor Jan Dijkgraaf, Jan Roos en Thierry Baudet

Christopher H. Achen & Larry M. Bartels, (2016), “Democracy for realists. Why elections do not produce responsive government”, Princeton and Oxford, Princeton University Press.


De kritiek op de democratie is luid hoorbaar. De democratie is niet in staat tot bindende besluiten te komen. De burgers herkennen zich niet in het beleid. Er ontstaat een roep naar leiderschap. Sterke mannen en vrouwen worden weer gewaardeerd. Overal wordt het referendum van stal gehaald, zoals bijvoorbeeld in Nederland over het Associatieverdrag met de Oekraïne. Andere voorbeelden zijn het referendum over het mogelijk uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit) en het referendum in Italië over de macht van de Senaat en de regio’s. De uitslagen keren zich dikwijls tegen de zittende machthebbers, die vertwijfeld achterblijven. De druk van populistische partijen is zo groot dat bestuurders van eerbiedwaardige instituties aan zichzelf beginnen te twijfelen.

Het kan gezien de crises in vele democratieën geen kwaad ons te verdiepen in het verschijnsel democratie. De democratie als politiek systeem is zo vanzelfsprekend geworden dat wij ons er nauwelijks meer in verdiepen. De naoorlogse generatie denkt: democratie is er altijd geweest en zal er ook altijd wel blijven. Dat is natuurlijk de vraag, onder bepaalde condities kan een democratie bezwijken.

Laten wij optimistisch beginnen. Het aantal democratieën is overal ter wereld sterk toegenomen. In vele landen zien wij een combinatie van markteconomieën en democratie, of in klassieke termen tussen kapitalisme en democratie. De democratie kent minder vijanden dan in het verleden. Het ontbreken van alternatieven (communisme of fascisme) kan één van de oorzaken zijn dat de tegenstellingen binnen de democratie zijn toegenomen en de polarisatie tussen groepen en politieke partijen groeit. Die spanningen kunnen ook het gevolg zijn van de sociaal- economische ongelijkheid in democratieën. De laatste tijd ontwaren wij steeds meer markteconomieën die met een autocratisch en of plutocratisch politiek regime te maken hebben (Rusland, China of Turkije). Landen waarbij verkiezingen en mensenrechten met voeten worden getreden.

Democratie betekent letterlijk regeren door het volk. Het kwam gedeeltelijk voor in het antieke Griekenland in de stadstaten. Het werd een ideaal van de Verlichting, toen de wetenschap en de rede opstonden tegen het aristocratische oude regime. Het werd, als ideaal, onderdeel van de Franse en de Amerikaanse revolutie.

De politicoloog Dahl stelde in het verleden al dat democratie een ideologie is die nergens ter wereld heeft bestaan of bestaat. Ook niet in de Griekse stadstaten. Een democratie is volgens hem een ideaaltype, waarbij hij zich baseert op het werk van de socioloog Weber, die zich verdiepte in het verschijnsel waardenpluralisme. Een ideaaltype is een theoretische constructie met diverse variabelen die nergens in de werkelijkheid tegelijkertijd worden aangetroffen. Aan de hand van het ideaaltype democratie kan men wel de mate van democratisering van een land vaststellen. Voor empirisch onderzoek sprak Dahl dan ook liever van een polyarchie dan van een democratie.

De politicologen Achen en Bartels schrijven in hun nieuwe boek over het kernprobleem van de democratie. Verkiezingen kunnen volgens hen geen responsieve overheid opleveren. Ook de directe democratie via referenda niet. Over democratie bestaan volgens Achen en Bartels drie typen.

Type 1: de volksdemocratie

Dit is een nastrevenswaardig ideaal. Het gaat ervan uit dat de mens een sociaal en politiek dier is. De burgers zijn allemaal uitstekend geïnformeerd en kiezen daarom de juiste mensen die het land moeten besturen. Het wordt ook wel de klassieke democratie genoemd. Het veronderstelt dat de voorkeuren van individuele burgers via het kiesmechanisme op het collectief niveau zichtbaar worden in beleid. De overheid houdt dus rekening met de opvattingen van de burgers waardoor er sprake is van een responsieve overheid.

Type 2: de retrospectieve democratie

Van een responsieve overheid is volgens het tweede type niet echt sprake. De burgers houden zich met hele andere zaken bezig dan met de politiek. De kiezer is hooguit retrospectief en beoordeelt de zittende machthebbers. Dit type democratie gaat terug op het werk van de Oostenrijkse politiek econoom Joseph Schumpeter. Deze econoom had het eerste type, de klassieke democratie, in het verleden al gefileerd. Hij vond de klassieke opvatting over democratie niet realistisch en stelde dat democratie een methode was om de leiders te kiezen en weg te sturen. Het ging om de concurrentie van de stemmen. Zoals een olieboer handelt in olie, zo handelt een politicus in stemmen. Een bedrijf streeft naar winstmaximalisatie, een politicus naar stemmenmaximalisatie. Deze theorie werd later uitgewerkt door de politicologen Anthony Downs en Duncan Black. Dit leidde tot een ruimtelijk model van de democratie waarbij de politieke partijen door de kiezer zelf op een links-rechts schaal werden geplaatst. Het leidde ook tot coalitietheorieën over regeringen en tot assumpties over welke politieke partijen met elkaar zouden gaan samenwerken. Ook vanuit de jonge politieke wetenschap kwam er bewijs dat de kiezer niet over alle informatie beschikte en niet precies op de hoogte was van alle standpunten van de politieke partijen. Kiezers werkten met ‘belief systems’. Ook werd door het werk van de politiek econoom Arrow duidelijk dat uitgaande van bepaalde condities een logische keuze van een individu op het collectieve niveau niet hoeft te betekenen dat er rationeel beleid tot stand komt. Een democratie zal dus nooit geheel responsief zijn.

Type 3: de groepsdemocratie. 

Achen en Bartels stellen dat er een nieuw model nodig is. De kiezer is volgens hen bijziend. De groepsdemocratie leidt tot identiteitspolitiek. Volgens Achen en Bartels verklaren de eerste twee typen democratie niet zoveel. De burgers zijn door hun dagelijkse bezigheden slecht geinformeerd, hebben geen duidelijk ideologisch beeld van een politieke partij en rekenen tijdens verkiezingen af op basis van korte termijn ontwikkelingen. Als het economisch beleid van de zittende regering tegenzit dan kunnen de machthebbers het schudden en zullen zij zonder bloedvergieten worden weggestuurd. Zelfs als het in voorafgaande jaren beter ging of dat dit het geval is op de lange termijn. Daarbij zijn het soms onverwachte gebeurtenissen die een verkiezing helemaal in de war kunnen sturen. Rampen en plotseling opduikende haaien zijn bij deze auteurs de voorbeelden. Kiezers gaan vooral af op het feit dat zij tot een bepaalde groep behoren en zich identificeren met die partij waarvan zij menen dat deze het dominante groepsbelang het beste vertegenwoordigt (partij-identificatie). Deze theorie van de groepsdemocratie is niet nieuw, maar kan wel worden gebruikt om hedendaagse ontwikkelingen binnen pluralistische democratieën te analyseren. Er lijken steeds meer groepen te bestaan waardoor de politieke en sociale scheidslijnen tussen bevolkingsgroepen op het Mikado spel beginnen te lijken. Kiezers zijn steeds meer zwevend en brengen hun stem uit op basis van een vaag gevoel dat een bepaalde politieke partij hun voorkeuren het beste verwoord. Hispanics, Mexicanen, Turken, Marrokanen, boeren, vrouwen, homo’s, lesbiennes zoeken naar een partij die hun voorkeuren representeren of richten zelf een partij op. Elke groep kent zijn eigen cultuur die samenwerking mogelijk kan maken, maar deze culturen kunnen ook botsen. Onverwachte gebeurtenissen kunnen een sociale groep van mening laten veranderen waardoor een partij een bepaalde vertrouwde groep gaat missen of dat deze groep zich gaat splitsen.

Omdat er geen sprake kan zijn van een responsieve overheid zijn er altijd mensen ontevreden over de democratie. Door ontwikkelingen in de tijd kan de kritiek op de democratie groteske vormen aannemen. We spreken dan van een crisis in de democratie. De democratie is in een dergelijke periode niet snel in staat tot goede besluiten te komen. Er vindt polarisatie plaats en als de verhoudingen tussen de machtsblokken permanent rond de “fifty-fifty” komen dan komt de legitimiteit van de democratie onder druk te staan. Er zijn dan verschillende scenario’s denkbaar. Men moddert voort omdat in de termen van Churchill de democratie een slecht systeem is maar het best denkbare, of er ontstaat een flirt met autocratisch leiderschap. Ook ziet men tijdens een crisis dat vele mensen denken dat je de democratie kunt verbeteren door meer democratie in te voeren. Men wil dus experimenten met directe democratie zoals bijvoorbeeld referenda. Een actuele ontwikkeling, die in het boek niet expliciet wordt behandeld, is dat populistische partijen zich afzetten tegen het hyperpluralisme van de identiteitspolitiek. Populistische partijen keren zich tegen de elites en zijn anti-pluralistisch. Zij roepen zichzelf uit tot het volk (“Wir sind dass Volk!), terwijl in dit boek betoogd wordt dat de representatie nooit één op één kan zijn en een volledig responsieve overheid niet mogelijk is. Achen en Bartels geven overtuigend bewijs dat referenda dikwijls slecht beleid opleveren: de fluorisering van het drinkwater wordt tegengehouden en er wordt bezuinigd op de brandweer. Dus zelfs de directe democratie is minder responsief dan wij en vele nieuwe politieke partijen en activisten denken. Populisten zijn ook uit op stemmenmaximalisatie om hun eigen machtspositie te bereiken.   


Jouke de Vries