Bespreking van Edwin Bakker en Peter Grol, “Nederlandse
jihadisten. Van naiëve idealisten tot getrainde terroristen”, Hollands Diep,
Amsterdam 2017.
Bakker en Grol hebben een belangwekkend boek geschreven over
een actueel verschijnsel, namelijk het uitreizen van Nederlandse jihadstrijders
naar Syrië. Inzicht in de drijfveren van deze radicale personen is belangrijk, omdat
zij in het buitenland slachtoffers maken (het zijn oorlogsmisdadigers stellen
Bakker en Grol expliciet), maar bij terugkeer in Nederland ook aanslagen kunnen
plegen. Het zijn levensverhalen van 6 mannen die elk één hoofdstuk krijgen. De
vrouwen komen er iets bekaaid van af. Zes vrouwen worden in één hoofdstuk
behandeld. De vrouwen spelen een meer faciliterende rol, maar dienen als
ideologische en religieuze “hellevegen” niet te worden onderschat. De auteurs
behandelen kort enkele theoretische noties die zij aan het eind van het boek
nodig hebben om de brug naar het beleid te kunnen maken.
Het boek en de levensverhalen zijn goed en intrigerend
geschreven. De studie geeft een goed inzicht in de belevingswereld van de
dikwijls jonge mensen die plotseling radicaliseren. De auteurs maken een
onderscheid in een extern niveau, een sociaal niveau en een individueel niveau.
Dit “model” en het beperkt aantal cases leidt er uiteindelijk toe dat wij met
ons inzicht en het beleid niet zoveel verder komen. Er is sprake van een grote
variëteit waardoor een beleidsmatige aanpak verre van eenvoudig is. Wat bij mij
is blijven hangen is het volgende:
- Het zijn vaak adolescenten die onzeker zijn en weinig erkenning krijgen;
- Zij zijn ontvankelijk voor een religieuze en ideologische boodschap die hen een positie geeft;
- Als aanjaagmechanismen hebben de aanslagen van 11 september 2001 en de schokkende beelden van de oorlogen in Irak en Syrië gegolden;
- Solidariteit met de moslims in het Midden Oosten en de haat tegen het Westen is een belangrijke leidraad;
- Dit gaat zover dat zelfs tot de Islam bekeerde Nederlanders de stap naar geweld en de rechtvaardiging daarvan zetten.
De Nederlandse jihadisten lijken naar mijn mening op de
leden van de Baader Meinhof groep die op basis van een linkse ideologie in
Duitsland en Italië in de jaren zeventig van de vorige eeuw niet voor geweld
terugdeinsden. Levens werden genomen omdat het ideologisch gerechtvaardigd kon
worden. Na een periode van verstandsverbijstering kwamen ze meestal op oudere
leeftijd, als ze het zelf overleefd hadden. tot inkeer en toonden zij berouw.
Een belangrijke conclusie wordt aan het eind van het boek
getrokken: “Maar laten wij vooral niet vergeten dat het een keuze is die vele
duizenden andere Nederlandse niet hebben gemaakt, onder wie broers en zussen,
vrinden en vriendinnen in dezelfde families, die in dezelfde wijken en op dezelfde
scholen met hen zijn opgegroeid”.
Hiermee worden het externe niveau en het sociale niveau uit
het model naar mijn mening gerelativeerd. De verklaringen die in het boek niet
sluitend zijn, zullen naar mijn mening meer op het individuele niveau moeten worden
gezocht en in de interpretatie van de Islam die ter rechtvaardiging van moord
en doodslag wordt gebruikt. De oorzaak ligt meer op het individuele,
psychologische vlak. “Een draadje los”, zou er vroeger gezegd worden,
“Kortsluiting”.
Jouke de Vries is hoogleraar bestuurskunde aan de
Rijksuniversiteit Groningen en decaan van Campus Fryslân van diezelfde
universiteit.